Daar zit karton in.
Oktober 2018
We hebben geen biertjes in onze rugzak. Gaan na de heksenketel aan tafel, zonder indrinken met gestifte lipjes, frisse shirtjes, genoeg contanten en een OV Chipkaart de metro in. Verzekerd van onze fijne oppas, kloppen we rustig de eerste werkdag van de week uit onze vodden. In de metro raadplegen we WIKI over de huwelijkse staat van Bono. Ik heb last van een soort meisjesachtige zenuwachtigheid dat het lezen onmogelijk maakt. U2 in de Ziggo Dome! Ik heb alle grote sterren bijna alleen maar over de stereo gehoord. Op mijn vijftiende ‘Lenny Kravitz’ en tien jaar later ‘The Cure’. Dat was mijn stadionervaring.
We gaan met z’n duizenden door de geoliede gehaktmolen van het immense concertpodium. Je hoeft geen vijf minuten te wachten op niets. Je kunt meteen naar de wc, om meteen met een dikke bier naar ‘je vak’ te lopen.
Ik vraag me even af wie er een bomvest draagt. Dan gaat ‘ie maar, denk ik en pak de hand van mijn lief, waar ik net mijn papieren huwelijk mee heb gevierd. Fikt goed. Papier.
Ik heb mijn lieve vouwblaadje een beetje moeten overtuigen om mee te gaan. U2?! Naja, okee.. zo ging het zo ongeveer.
It better be good, dacht ik, we gaven er drie weken te vreten aan uit.
Who’s gonna ride your wild horses. ‘Jij!’, schreeuw ik in zijn oor. Dan ineens moet ik vreselijk naar de wc door die halve liter. Een groepje vrouwen dat duidelijk samen naar het concert is gekomen, gaat ook samen plassen. Overwegend kortgeknipt, met een driekwartbroek aan en een wit wijntje dat ze tijdens het plassen voor elkaar vasthouden. We rennen gezamenlijk terug. Op een scherm verandert het gezicht van Bono in het gezicht van een duivel. ‘Laat maar’, zegt mijn man als ik vraag waarom.
Over het algemeen is Bono tijdens dit concert meer een missionaris met een liefdesboodschap. Het schurkt dicht tegen een pathetische vertoning aan, die zijn hoogtepunt bereikt als er een grote vlag van de Europese Unie wordt gehesen.
Je zal ze maar zijn. U2. Wat zou je ze zeggen als je het mocht zeggen? We luisteren allemaal. Ik kijk voor de zekerheid even opzij, en denk daarbij aan de belastingfraude.
‘Ik vind het te gek!’, schreeuwt hij over ‘It’s a Beautiful day’ heen. De missionaris heeft een ziel gewonnen. We springen met vak 101 op en neer als ‘Vertigo’ wordt gespeeld.
Ineens voel ik me weer vloeibaar, zoals dat voelde toen ik 20 was. Er niet tegenaan kijken, maar er één mee worden. Euforie. Dat is het. Ontroering. Geluk.
Voor dit multimediaspectakel kun je de centen vragen, want wij betalen en zij leveren.
Van kop tot kont de moeite. We worden opgeroepen tot ‘UNITY’, ‘LOVE’ en alles dat de aardkloot nog meer bij elkaar kan houden.
‘One’ wordt gespeeld, en ik heb rechts mijn man en ik grijp links een spijker met gelstekels beet. ‘Dit wil ik niet’, zegt hij. ‘One!’ , roep ik. ‘Nee’, zegt hij.
Rechts van mij piest iemand bijna in zijn broek. Tussen ons zit het wel snor. Daar zit op z’n minst karton in.