Sintemaart-kapoentje
November 2018
Piet zit achterop de fiets naar huis. ‘Vanavond mogen we onze schoen zetten,’ zegt hij. ‘Nu al?’ vraag ik verbaasd. ‘Ja, dat zegt juf. Omdat hij morgen aankomt in Amsterdam.’ Meteen overkomt me dat gejaagde gevoel dat hoort bij de vraag om een tandje erbij.
Als een octopus vlieg ik van hot naar her. De luizenzak in de fietstas. Die moet gewassen, niet vergeten ook maandag weer mee terug te nemen, samen met het briefje van de sportmiddag. Schoenzetten kan er ook nog wel bij.
‘Vandaag mag het, Piet, maar niet elke dag hoor’, waarschuw ik hem. ‘Lekker gezellig maak je het, moeders’, denk ik bij mezelf. Uit blijdschap over het schoenzetten zet mijn zoon spontaan een lied in: ‘Sintemaart kapoentje, gooi wat.........’
Grappig, deze verhaspeling typeert precies wat ik erover voel: het ene feest struikelt over het andere en de kinderkoppies komen de adrenaline niet te boven. November en december worden beleefd in een grote high, en ik voel dat verzet alleen maar leidt tot frustratie en achter de feiten aanrennen. Doorpakken en op de golf blijven dus.
Wij vaders en moeders worden ons gaandeweg steeds meer bewust van de omvang van de input die we onze kinderen kunnen toedienen. Overprikkeling heeft in veel ouderbladen en opvoedboeken de aandacht. Het is echt niet per se sfeerverhogend als de schoenen elke dag gevuld zijn, en dan drie keer: thuis, op school en in de Ap.
Op school, waar je toch denkt dat ze op de hoogte zijn van de impact van overprikkelen, worden de overgangen, ja, hoe zeg je dat... niet kinderachtig aangepakt.
Mijn zoon en ik komen 6 december ’s ochtends de halfverduisterde school binnen. In elk lokaal glinstert een kerstboom. ‘Oh mama, het is kerstmis!’ roept hij. ‘Hmja..,’ murmel ik tussen mijn lippen door.
School, altijd bezig met pedagogisch beleid en klimaat, zou je zeggen, maalt lekker door, en pa en ma malen mee. Begint het niet een beetje op ver-malen te lijken? Houden we het nog een beetje leuk voor elkaar? Wat is er mis met een boom op 16 december? Dan kunnen we nog even uitademen, en met mazzel ook weer in.
Soms vraag ik me af wie het wie nou aandoet. Vindt juf het nog leuk? Dat ga ik haar vragen. In januari, februari en maart, als de natuurlijke herstelwerkzaamheden in gang zijn, zingen we natuurlijk Gloria in Excelcis Deo. ‘Dat is namelijk zo’n mooi liedje, mama’.