top of page

Waar het voor is, en hoe het was

November 2018

Waar het voor is, en hoe het was, een verslag van een dag


‘Waar is het voor, Piet?’, vraag ik aan mijn wijze oudste zoon van 6, die naast me fietst. ‘Om de mollen te zoeken in het Noorderpark.’ Het Noorderpark waar we naar kijken is de afgelopen weken onder water gelopen, en omdat het park en de speeltuin die er is in een kuil ligt, wordt er gepompt.


Er zijn buizen de grond ingestoken. Mollenbuizen. Piet houdt er niet over op. ‘Kijk, zegt hij, dat weet je niet mama, maar als ze die mollen zien, graven ze gangen en zitten ze ze achterna en trekken ze ze aan hun staartjes weer naar buiten.’ ‘Aha, slim.’ ‘Ja, en wat jij niet weet mama, toen ik een keer in het park was ben ik daar een keer in geweest. Met Tim.’ ‘In die buis?’ ‘Nee, mama, in dat gát en toen zag ik hem, die mol.’ ‘En toen?’ zei ik lachend. ‘WAAROM LACH JE ME UIT?!’ ‘Ik lach je niet uit schat, ik lach je toe. Weet je wat dat betekent?’ ‘Nou, en toen had ik ‘hem gezien en toen zei ik dat tegen die man met dat oranje shirt in het park.’


‘Aja. En Piet.. hoe was het op sch...’ ‘ stíl mama! STIL! ik wil wat vertellen.’ ‘Ja?’ ‘En toen ging ‘ie hem pakken.’ ‘Wie?’ vroeg ik. ‘Die mán! Dat ZEI ik toch?’ ‘Oja...’


‘Toen we gingen buitenspelen op school was er óók zo’n man.’ ‘Wat voor man?’ ‘Met zo’n pijp mama! Let je wel op?! ‘ ‘Ja, ja, sorry, ik let op. Wat voor pijp ook alweer?’ Zo’n MOLLENPIJP....Hhhhhhh...........’


‘Okee. En toen dan Piet?’ ‘Nou, daar waren dus ook schapen en er was een geit en die hield van pindakaas.’ ‘Pindakaas?’ ‘Ja! Op mijn boterham. Mama, Mamahhh! Je let niet op!’ ‘Jawel, jawel, maar ik moet óók fietsen en sturen!’ ‘Hghmm..’ ‘Maar toen gaf ik hem niet.’ ‘Wat niet?’ ‘Die bóterham!’ ‘NOU BEN IK ECHT BOOS MAMA!!’ ‘ Piet, sorry lieverd, ik hoor je ècht. Je zei dat die geit jouw boterham wilde eten.’ ‘Ja!’. ‘ En Piet, waar was je dan? Was dat in de pauze?’ ‘Ja!‘ Waren jullie toen bij de dieren?’ ‘Ja!’ ‘Wat leuk, maar moest je daarheen fietsen?’ ‘Nee, lopen. Twee of acht minuutjes denk ik, naar een kerk.’ ‘Een kerk?!’ ‘Ja. Ik denk een kerk.’ ‘Ik ben wel benieuwd Piet, waar je bent geweest.’ ‘Het was ècht heel leuk, maar jij snapt het niet.’


‘Nee, nog niet helemaal, maar ik ben wel benieuwd waar je was.’ ‘Was het wel leuk daar?’ ‘Ja, het was echt leuk.’

bottom of page