40, Een wilde aap met een huisgezin
Januari 2018
Ik schilderde en ik schreef. Als een soort toeschouwer ging ik mijzelf en mijn gangen na. Daarmee probeerde ik overzicht te scheppen in die ‘overall-compositie’. Als de chaos vóór me werkte, want dat deed hij ook weleens, werkte ik tot het ochtend werd aan een schilderij. Gretig en melancholiek vocht ik me een weg door het bos met spoken en probeerde de essentie van wat ik meemaakte te vatten. Als het af was, was ik een paar dagen ‘op orde’. Dan definieerde dat ene goede schilderij dat ik had gemaakt mijn persoon: Ik ben kunstschilder.
Het was tijdens mijn bijbaantje in de Zuidvleugel van het Rijksmuseum in Amsterdam. Ik verkocht daar posters, boeken en ansichtkaarten op de afdeling van Aziatische kunst. Soms was het zo rustig dat ik lamlendig van verveling was. Bewakers en suppoosten bleven aan mijn balie plakken, en ik voelde me vreselijk gevangen in de gesprekken die ze, op hun beurt, uit verveling met mij voerden. Als ik ze aan zag komen, deed ik gauw mijn best om iets te lezen of te schrijven, maar dat hield ze niet altijd op afstand.
Op een dag begon ik tijdens een gesprek met Rob van de garderobe over hem te schrijven: ‘Rob van de garderob’, schreef ik bovenaan de bladzijde. Hij stond op nog geen halve meter van me vandaan, en ik fleurde op bij de spanning om op hetzelfde moment over hem te schrijven.
‘Heb je al veel verkocht?’
Achteloos pakte hij de kleine souvenirs bij de kassa om de beurt op en bekeek ze zonder interesse.
‘Hoe laat ben jij begonnen?’
‘Rustig hè?’
Wel fijn dat we binnen zitten met dit rotweer.’
‘Hoeveel dagen werk je?’
Ik bleef knikken en glimlachen, maar achter die geïnteresseerde façade was ik inmiddels als een chipolatapudding weggezakt. Het geweten, die andere kant die altijd terugsprak. De kant die nu vriendelijk en open bleef tegen Rob, die altijd gelijk had, gaf ik een naam: Christa.
Christa vroeg Rob of hij het naar z’n zin had bij de garderobe. ‘Vestiaire’, verbeterde hij haar. Christa’s ogen werden wat groter bij het woord ‘vestiaire’ en ze knikte bevestigend. Ik voelde me als een wilde aap in een kooi. Waarom zat ik hier mijn tijd te verdoen? Maar Christa bleef wie ze was. Ze verdiende gewoon centen voor de vrijmibo. In die rotwinkel. Waarom maakte ik geen schilderij?
*
Christa komt en gaat. Vlak voor de geboorte van mijn oudste zoon heeft ze de plinten van ons huis nog schoongemaakt, maar na het kraambezoek heb ik een tijdje niets meer van haar gehoord. Christa heeft zelf geen kinderen. Ze heeft het te druk met zichzelf. Als ouder ben je per definitie imperfect. Dat is op zich een geruststelling die ik ieder kinderloos mens gun. Maar die geruststelling went op termijn. Nu mijn kinderen steeds een beetje minder aan mij hangen en ik weer tijd krijg voor dromen en persoonlijke ambities, fietst Christa ineens achter me aan na een feestje.
‘Mag ik meefietsen?’ Vraagt ze.
‘Tuurlijk’, zeg ik.
‘Je bent toe aan nieuwe fietstassen’.
‘Ik weet het.’
‘Lijkt me best gevaarlijk zo, met twee kinderen op de fiets.’
‘Schilder je nog weleens wat? Echt zo zonde dat je dat niet meer doet, je had echt talent.’
‘Christa ik ga hier linksaf, ik heb zin in een kroket, of iets anders van de Mac.’
Omdat ik weet dat Christa uit principe geen Mac betreedt, ben ik van haar af. Ik bestel een heel menu, vanwege dat kutschilderij dat ik niet maak. Buiten zie ik Christa nog staan. Ze maakt een gebaar met haar hand bij haar oor van: ‘Lekker?’ Als ik buitenkom is ze weg.
Christa is op de een of andere manier altijd in de buurt als het om eten gaat. Ik hou van eten, of het verzorgen van lekker eten voor anderen. Zo maak ik op een dag Ossobuco als onze tafel vol zit met ‘het personeel’ van de promotie van mijn vriend. Hij wil zijn paranimfen vergasten op een lekkere maaltijd, en daarvoor heeft hij mij ingeschakeld. Als ik even terugloop naar de Ossobuco - een heel verfijnd stukje kalfsvlees - om te zien of ik wat ben vergeten, staat Christa daar en schreeuwt naar mijn vriend:
‘Waarom staat dat gas zo hoog?!’
Haar mond blijft na ‘hoog’ openstaan.
Ik sluit voorzichtig de deur van de keuken tussen ons en onze gasten. Om mijn vriend, die wat bang en geschrokken kijkt, uit te leggen dat hij met zijn actie waarschijnlijk schoenzolen van ons dure lapje vlees heeft gemaakt. Ik kom tussenbeide, want ik vind dat Christa zich niet zo kan misdragen.op zijn feestje. Ik verontschuldig me voor haar en geef mijn vriend een onhandige kus.
De noodzaak om zo veel eer te scheppen in het bereiden van een goede maaltijd, verwart me. Het gaat helemaal niet om koken en ook niet om lekker koken. Het gaat om zingeving. Om de prestatie. Omdat ik geen schilderij maak, is het Ossobuco. In een ander geval stel ik misschien een hoge verwachting aan mijn man of aan mijn kinderen, of aan mezelf als goede huisvrouw. Deze situaties zijn koren op de molen van Christa, die zelfvoldaan afwacht wat er gaat gebeuren.
Carl Jung, die het begrip ‘schaduw’ in de psychologie introduceerde zei hierover dat door de gevoelens die wij niet erkennen te projecteren op een ander, we ons innerlijk conflict verleggen. Daarnaast zegt hij dat het ook beschouwd kan worden als een verbinding met primitieve instincten, waardoor hij ‘de schaduw’ bijvoorbeeld ook met creativiteit in verband brengt.
Christa lacht hard om deze theorietjes, langs me heen en recht in mijn gezicht.
*
Mijn vader was beeldhouwer en had een rotsvast vertrouwen in mij als kunstenaar. Hij ging uit van mijn grote talent en de verwachtingen waren dan ook hooggespannen. Ik verzon altijd ontsnappingsroutes als het op schilderen aankwam, en als ik mijn vader vertelde over mijn worsteling zei hij droogjes: ‘Maak er maar een schilderij van.’ Ik wist ergens dat hij gelijk had, maar het was te simpel voor dat moment. Er miste nog een schakel. Iets om me er ook daadwerkelijk toe te zetten.
Ik ben erachter gekomen dat ik schilder over het schilderen en schrijf over het schrijven om niet te hoeven schilderen en schrijven. Schrijven over Christa stelt het aanpakken van het daadwerkelijke probleem uit. Uitstelgedrag. Dat is het. Ik zou Christa opzij moeten schuiven om te zien wat zij verbergt voor mij waar ik niet bij kan komen: het vervullen van mijn grote wens om artistiek iets aan de wereld toe te voegen. Zo. Het is eruit.
Zonder conflict geen kunst, of geen aanjager van kunst, het lichaam van Christa. Als zij het niet doet, wie dan wel? Volgens Jung kan ze een vijand zijn, en een bron van inspiratie. Ik heb een hekel aan haar en zij aan mij. Dat is een belofte.
En die schilderijen? Ook.